Om de opbrengststerkte van een zonnepaneel te beoordelen, mag men niet uitsluitend op het nominaal vermogen afgaan, want deze wordt bij een ideale straling van 1000 W/m2 gemeten. Dat komt overeen met de intensiteit van een heldere zonnedag in juni. Maar hoe ziet het eruit bij frequente bewolking, regen, nevel en duisternis – onder zogenaamde zwaklichtomstandigheden?
Dan daalt de stralingsintensiteit naar de helft (deels bewolkte hemel) en veel minder (bewolkte hemel). In noordelijke landen (zoals Duitsland) wordt de referentiewaarde van 1000 W/m2 slechts zelden bereikt. In regio's zoals Zuid-Spanje maakt hij nog ongeveer 19% uit van de stralingshuishouding. In Duitsland (voorbeeld Kassel) is het aandeel van 1000 W/m2 bijna verwaarloosbaar.
Bovendien komt erbij dat de panelen niet – zoals bij de meting van het nominaal vermogen – loodrecht naar de zon geïnstalleerd worden, maar in een scherpere hoek. Hoe kleiner de hoek, hoe slechter het rendement van het invallend licht. Dit verandert in de loop van de dag door de beweging van de zon. Hier kunnen trackers een hulpmiddel zijn, die echter zeer duur zijn. Relevant is daarom ook het gedrag van de paneel bij zwakkere stralingswaarden – de zogenaamde zwaklichtverhouding. Voor de beoordeling wordt standaard het rendement van de paneel bij 200 W/m2 genomen.